De apokalyps van binnenuit

14-01-2012, René van Stipriaan, lezing Museum Catharijneconvent, Utrecht

Dames en heren,

Jaren geleden bracht ik bijna al mijn tijd door in bibliotheken. In een van de bibliotheken, in de Amsterdamse Spuistraat, kwam ik onlangs even iets opzoeken. In de buurt van een trap naar boven, trof ik een oudere man aan, die er vijftien jaar geleden ook al zat. En hij zat gebogen over een dik schift waarin de getallenreeksen en sommen scherp aftekenden. Zo’n schrift had hij jaren geleden ook al voor zich, en aan de smoezeligheid ervan te oordelen, zou het wel eens hetzelfde schrift kunnen zijn.

Destijds hoorde ik deze man in de nabijgelegen kantine wel eens praten met een andere man, van het slag dat ooit treffend ‘paradijsvogels’ is genoemd. Die gesprekken waren niet echt te volgen, er klonken listige theorieën, en waterdichte aanwijzingen voor alle mogelijke complotten. Mij is daarvan niet veel bijgebleven, behalve dat ze het heel vaak over Joop den Uyl hadden. Den Uyl als de antichrist ongetwijfeld, en die berekeningen die stonden vast en zeker in het teken van het bepalen van het Laatste Oordeel.

Want zo kun je het laatste boek van de Bijbel, de Openbaring, lezen, als een heel moeilijke wiskundeopgave. Overal in de tekst zitten getallen verstopt, en het is zeker dat die een betekenis hebben. Maar welke betekenis? En ook de tegenwoordige wereld zit vol met cijfers, maar wat betekenen ze? Die man onder aan de trap was dat aan het uitrekenen. Een vergelijking met honderden, duizenden, miljoenen onbekenden. Toch meende ik aan zijn schrift te zien dat hij dacht dat hij dicht bij de slotsom zat.

Het afspeuren van de hemel naar tekenen die aankondigen dat er recht gesproken gaat worden, het lijkt soms in de mode en dan weer een tijdje niet. Nu is het in de mode – mijn dochter van 14 heeft me afgelopen zondag lang onderhouden over 21 december. ‘Wat is er dan 21 december,’ vroeg ik. ‘Pap, weet je dat dan niet, de Maya-kalender loopt dan af.’ Nu had ik daar wel over gehoord, maar pas toen mijn dochter erover begon, kon ik me er een beetje voor interesseren.

Vervolgens heeft ze lange tijd met me gediscussieerd over wat ons de komende maanden nog te doen staat, inclusief al ons spaargeld opmaken.  En ook zij had op het schoolplein een paar leuke sommetjes opgevangen; ‘weet je dat bij elkaar opgeteld 21 december en 11 september precies evenveel is’. Als je het zo onnauwkeurig formuleert, is het ongetwijfeld waar, bracht ik er tegenin. Ze vond me niet leuk meer.

Dames en heren, dit is de postmoderne-variant van de Apokalyps – het Laatste Oordeel als hype, als een Olympisch vuur dat door Matthijs van Nieuwkerk en zijn tafelgenoten, in dagelijkse etappes naar de 21ste december wordt gedragen. Daarna gaan we weer over tot de orde van de dag. Dat liet ik me ook tegenover mijn dochter ontvallen. En dat had ik niet moeten zeggen. ‘Hoe weet je dat nou?’ Goede vraag, want ik bezondig me niet zo vaak aan toekomstvoorspellingen en profetieën.

De Openbaring, of Apokalyps, van Johannes van Patmos gaat in ruime kring door voor een toekomstvoorspelling, als een bijbelboek waarin symbolen, kleuren, cijfers en cryptische formules de lotsbestemming van de mensheid tot uitdrukking brengen. Maar het is zo’n ingenieuze reeks onheilstijdingen en bezweringen, dat een oppervlakkige lezer het ene moment meent dat zijn broekpijpen al vlam beginnen te vatten en het andere moment denkt dat het allemaal wel los loopt. Want de schrijver van de Apokalyps laat met name Jezus erg mooie poëtische dingen zeggen: ‘Ik was dood, en zie, ik leef in de eeuw der eeuwen’, of de bekende formule ‘Ik ben de Alfa en de Omega, de eerste en de laatste, de oorsprong en het einde,’ meteen gevolgd door, ‘Zalig [zijn] zij die hun kleren rein wassen’  

Toch is het is moeilijk om de Apokalyps binnen te komen; het lijkt alleen voorbehouden aan theologen, kabbalisten, paradijsvogels, en kunstenaars. Je moet op een niet al te doorsnee manier denken om in deze wereld thuis te raken. Toch heeft het een ongekende aantrekkingskracht op gewone stervelingen. Hoe werkt een rechtbank waar je zonder advocaat naartoe moet, waar vormfouten je nimmer te hulp zullen schieten? In geen geschrift is de spanning tussen het kwaad en het recht zo tastbaar, als in de Apokalyps.

De Apokalyps biedt een ongekend schouwspel, waar nine-eleven wel duizend keer in past. Maar is de moderne mens ook in staat de Apokalyps te ondergaan als een visioen dat over hem gaat?

Laten we het even over de moderne mens hebben. Over de moderne mens die zekerheden wil, die altijd wil kunnen eten, drinken, en die bij pijn recht op verdoving eist. Mijn ouders, de ouders van mijn vrienden, ze stammen nog van voor de oorlog – pijn hoort bij hun jeugd, bij hun leven. Kou, hitte, dorst, honger, dit alles lijkt in zijn barre essentie uit het leven van de moderne consumerende mens verdwenen. Dat denken we althans. Van generatie op generatie wordt de illusie van een pijnloos bestaan sterker. De keerzijde is het voortdurende gevoel van verzadiging, waar de mens aan lijdt, aan het voortdurende teveel. En dus eet hij zonder echt honger te hebben, drinkt hij zonder dorst, heeft hij seks zonder begeerte, en moordt hij zonder motief. U kunt daar zelf maar de voorbeelden wel bij verzinnen.

De Apokalyps is in zijn moderne variant een sluipend verschijnsel. Het is de verontrusting die bezit neemt van gemeenschappe. Hoe complexer een samenleving, hoe meer behoefte aan verdoving, hoe meer neiging om op de rand van verzadiging te leven, hoe duidelijker hoorbaar het suizende, verzengende niets door hoofden begint te gonzen. Nog even wat eten, een tussendoortje, om maar niet naar dat dreigende niets te hoeven luisteren. De tv aan, even naar het nieuws kijken, hier een ramp, daar een aanslag, auto’s drijven van links naar rechts in een woeste modderstroom over het beeldscherm. Het is ver weg, maar we kunnen het goed bekijken. Hé in Groningen breken de dijken bijna door – het zal toch niet, welnee, daar hebben we Rijkswaterstaat voor. Nou, nu weten we het wel.  Gelukkig is er de afstandsbediening.

Dit balanceren op een teveel, dat ons gevoel afstompt en ons apathisch maakt, houdt ons weg bij het geheel aan scherpe ervaringen dat onze voorouders met elkaar deelden.  Dat hen regelmatig naar de hemel deed kijken, deed neerknielen in tempels en kerken en naast de weg, dat hen ook vergeefs deed verlangen om te weten waar het uiteindelijk op uit zal draaien. Dat is een noodgedwongen niet-weten om des te intenser te kunnen geloven.

Het lijkt de taak van kunstenaars om dit vuur dan maar gaande te houden. Een kunstenaar begint bij het tekort, bij het gevoel van gemis, iets maken dat er zou moeten zijn, maar er nog niet is. En sommige kunstenaars gaan daarin heel ver.  Ze gaan voorbij het punt, waar gewone mensen nog kunnen waarnemen. In een religieuze context levert dat visioenen op zoals de Openbaring, in de kunsten levert het muziek op als ‘The End’ van The Doors, of een film als Apocalypse Now.

Can you picture what will be

zingt Jim Morrison,

So limitless and free
Desperately in need... of some... stranger's hand
In a... desperate land

Morrison is hier ongeveer 24 jaar oud, en hij is overduidelijk voorbij het punt waar mensen hem nog kunnen volgen. En hij gaat door:

Lost in a Roman wilderness of pain

Zoals we weten keerde Morrison, ondanks de vele briljante momenten die nog volgden niet meer terug. De visoenen golfden over hem heen, en hij eindigde een paar jaar later in een Parijs hotel – hij was in zijn stervensuur al vele maanden niet meer bereikbaar voor zelfs zijn meest intieme vrienden.

Het is gevaarlijk voorbij het punt waar de wereld eindigt en de visioenen beginnen. We gaan straks nog een stuk zien van Francis Ford Coppola’s Apocalypse Now.  Een Vietnamfilm die maar geen oorlogsfilm wil worden, maar uitloopt op een reis naar de buitenste sferen van het menselijk voorstellingsvermogen. ‘The End’ van Jim Morrison en The Doors keert daarin terug. Morrison was toen al dood en kreeg dus niet mee hoe het werken aan deze film de belangrijkste makers volkomen ontregelde. Martin Sheen, Marlon Brando, Robert Duvall, Dennis Hopper, zelden is een cast meer buiten zinnen geweest. En toch raak je als kijker niet de draad kwijt. Het is de hand van de regisseur. Als iemand de grenzen opzocht en de onvoorstelbare tastbaar probeerde te maken dan was het Coppola wel. Uit de memoires van zijn vrouw weten we dat de film in een sfeer bijna-psychose tot stand is gekomen.

‘Lost in a Asian wilderness of pain’

Dat we het hier over de Openbaring hebben, over ‘The End’ en Apocalypse Now, en dat Marc Mulders er de aanstichter van is, heeft een diepere betekenis. In de inleiding bij de uitgave geeft hij zijn visie op het bijbelboek dat hij zo schitterend en oogverblindend heeft uitgegeven. Het is zo mooi en intens, dat het me niet lukt om het een glossy te noemen.

Marcs kijk op het bijbelboek is hoopvol; we worden weliswaar omspoeld door rampen, meer dan ooit lijkt het wel, maar het ‘goede’ zal overwinnen. Het is niet toevallig dat het goede in de niet-menselijke natuur ligt. De schuldeloze natuur.

Maar daar is wel iets aan vooraf gegaan. Wil je als schilder zo ver te komen, dat je naar de wereld kunt kijken, met verbazing en compassie, met pijn en begrip, en de rampen ondergaat die de mens over zichzelf afroept, dan ben je een bepaald punt voorbij. Een punt waar anderen niet voorbij durven.

Marc leerde ik aan het einde van de jaren tachtig kennen in Rome. We hebben sindsdien over alles gesproken wat zich maar laat denken. En ik heb gezien hoe hij de grenzen opzocht. Hoe hij ook ontsnapte aan de dagelijksheid – het moderne dagelijkse leven komt in zijn werk niet voor. Zonder meer zijn mensen in zijn werk zeldzaam. Voor zover er menselijke gestalten in voorkomen behoren ze veelal tot wat we ‘iconen’ zouden noemen. En daar gebeurt iets merkwaardigs – die iconen, bijvoorbeeld heiligen uit middeleeuwse schilderijen, of David Beckham als reclame-totem, worden weer mens. Vaak worden we heel rechtsreeks geconfronteerd met ‘pijn’, alsof Marc via zijn werk de mensheid de ‘pijn’ terug wil geven. Pijn om weer wakker te worden. Pijn om het verschil tussen goed en kwaad weer te voelen. Een kind weet: pijn is waarheid.

Ik weet, of meen te weten, hoeveel risico Marc heeft genomen om zover te komen dat hij vandaag zijn Apokalyps kan presenteren. Het lot van Jim Morrison heeft hij kunnen omzeilen, hij heeft dicht tegen de ‘craze’ van Francis Ford Coppola aangezeten, maar hij is uit de buitenste regionen teruggekeerd. Net als bij Coppola levert het haarscherpe, niets verhullende en toch raadselachtige beelden op.  De huid glanst en straalt kracht uit, maar er zitten ook littekens op.

De Apokalyps die vandaag verschijnt is wellicht de meest doorleefde en meest vitale versie ooit. Als het jaar zo begint, dan lijkt het ondenkbaar dat nog voor het verstreken is de wereld vergaat.

Ik wens Marc en ook uitgeverij Meinema een groot publiek toe. Met mijn hartelijke felicitaties.

Ik dank u voor uw aandacht

René van Stipriaan, literair-historicus