Schilderen met het derde oog

2022, Nanda Janssen, Parijs fa uit Hunt for Paradise

Dwalend over de schilderijen van Marc Mulders lijkt het alsof de realiteit is gesmolten en in kleuren is uitgevloeid. Al jaren schildert hij het nabeeld van zijn paradijselijke bloementuin op het Brabantse platteland. Kijk maar naar de serie van de nachtelijke tuin, Nocturnes geheten, of naar de daglichtvarianten hiervan die idyllische titels dragen als Forest Floor, The Enchanted Garden, Persian Garden, Walk Me Out in the Morning Dew, Flowering en Let the Desert Bloom. Net als voor diverse andere kunstenaars vormen bloemen en planten voor Marc Mulders de opmaat naar existentie. In de abstracte patronen van de Nocturnes zijn bijvoorbeeld ook andere dingen dan bloemen te lezen: van atomen of cellen tot sterrenstelsels of het universum. Van het oneindig kleine naar het oneindig grote. De verbinding van mens, natuur en kosmos, daar is het deze lichtbrenger om te doen.

De verbinding van mens, natuur en kosmos

Wandelend in zijn schilderijen buitelen allerlei associaties over elkaar heen. De woorden van Piet Mondriaan schieten door mijn hoofd: “Het is alles een grote eenheid”. Tevens zie ik de feeërieke bloemenpanelen van Odilon Redon voor me wiens bovennatuurlijke natuur als een poort naar de niet-zintuiglijke wereld fungeerde. Volgens Hilma af Klint, schilder én medium, hadden haar metafysische doeken ook die functie. En Frantisek Kupka zei eens: “De natuur is er niet voor de kunstenaar om na te schilderen maar de natuur is zijn model voor het doorgronden van een universele kosmische orde.” Tegelijkertijd komt Spinoza om de hoek kijken die stelde dat God de natuur is. Oftewel, universa, natuur en God zijn identiek. Daarnaast deed de Franse filosoof Michel Foucault de prachtige uitspraak: “De tuin is zowel het kleinste perceel van de wereld als zijn totaliteit: een microkosmos waarin biologische, plastische en politieke processen plaatsvinden. Een plaats van verzet en dissidentie.” Dit vloeit allemaal samen in Marc Mulders wereld. “De focus op de kosmos, het mysterie en het geheim kan er in deze tijd niet genoeg zijn”, liet hij zich eens ontvallen.

“De natuur is er niet voor de kunstenaar om na te schilderen maar de natuur is zijn model voor het doorgronden van een universele kosmische orde.”

Frantisek Kupka

Het is bekend dat in zijn praktijk schilderen en tuinieren hand in hand gaan. Zijn grote voorbeeld Claude Monet is de tuinier-kunstenaar par excellence. Monet importeerde exotische planten zoals de waterlelie, liet kassen aanleggen (erg hightech indertijd) en had een verbluffende botanische kennis. “Misschien heb ik het aan bloemen te danken dat ik schilder ben geworden”, luidt een befaamd citaat. Marc Mulders laat liever een hovenier het grote werk doen. Plantennamen kent hij niet, noch interesseren hem. Hij is meer God’s gardener, de tuinman Gods die al schoffelend het paradijs onderhoudt. Want het zal niet ontgaan dat zijn tuin een metafoor is voor het paradijs, de schepping, de aarde. De graspol die we in het leven hebben meegekregen moet verzorgd, beschermd en gekoesterd worden. De wereld is conflictueus en daar moet je sprookjes tegenoverstellen, is zijn motto. Dat is geen escapisme maar een tegengif. En verzet, om met Foucault te spreken.

Ancestrale vakbroeders en zusters als talisman

Dit doet hij niet alleen. De fascinerende zelfportretten waarop Marc Mulders poseert bij ieder vers-van-de-pers schilderij in het atelier getuigen hiervan. Er duiken regelmatig een of meer met verf besmeurde en dicht gekoekte boeken op die foto’s op. Boeken over kunst uit verschillende tijden, religies en culturen zoals Mughal Paintings, Islamic Art, Indian Painting, Die Tunisreise 1914 ( onder andere Paul Klee ), Medieval Islamic Maps, Book of Beasts - The Bestiary in the Medieval World, Persian Painting, Ceramics of Iran en Indian Paradise Gardens. Je kan lang zoeken maar je zal geen gelijkenis vinden tussen die kunst en de zijne. Er is geen motief nageschilderd, geen compositie, stijl noch kleurenpalet overgenomen. Via die boeken omringd Marc Mulders zich met zijn ancestrale vakbroeders en zusters, en hij voedt zich met hun energie, houding en ideeënwereld. Als talismannen zitten zij op zijn schouder, geven kracht en sturen zijn hand. Die foto’s behoren tot de meest intrigerende kunstenaar zelfportretten die ik ken terwijl de volle potentie nog niet eens benut wordt. Het engagement van deze bloemenschilder komt erop tot uiting. Marc Mulders is geen anekdote schilder die door het schilderen van voorstellingen misstanden aan de kaak stelt, maar heeft wel de behoefte zich uit te spreken en zich te mengen in het debat. Tel daarbij op dat hij als schildermonnik in relatieve afzondering leeft en amper zijn atelier uitkomt. Die zelfportretten zijn een ideaal communicatiemiddel. Hij verschijnt er nu eens als een romantische ziel, dan weer als een vechter, een zendeling, een rebel, een tuinman, een nar, een guerilla voerder of zijn neutrale zelf. Soms verschuilt hij zich achter zelfgemaakte mondkapjes of maskers van papier of bloemen, ook maskeert hij zich met de genoemde boekomslagen. Deze ‘flessenpost’, te vinden op zijn website en Instagram account, belicht allerlei kanten van zijn kunstenaarschap, aspecten die anders mogelijk over het hoofd gezien worden.

De zinderende frivoliteit van de natuur

De tuin is van onderwerp van zijn schilderijen steeds meer een instrument geworden om in een bepaalde mentale sfeer te komen. Eigenlijk heeft Marc Mulders die bloemen helemaal niet meer nodig: na veertien jaar tuinieren op dit landgoed is dit motief is intussen volledig verinnerlijkt. Hij is de onthechting nabij. Als achttienjarige volgde hij tevergeefs een cursus zenboeddhisme. Het sloeg niet aan. Intussen lijkt het erop dat het deze christen uiteindelijk toch gelukt is om een zenboeddhist te worden. Na een hele dag schoffelen, fladderende vlinders fotograferen en de zoemende bijen van bloem tot bloem observeren, vloeien de volgende dag de indrukken op het doek. De schilderijen worden vanuit een intense concentratie en redelijke bezetenheid gemaakt. Het atelier is stille getuige van dit action painting achtige proces waarbij de verf in hoog tempo met wilde slagen op het linnen wordt aangebracht. Sommige schilderijen staan maarliefst in een half uur! Werkelijk alles zit onder de verf. Grijze verf welteverstaan want alle kleuren zijn samengesmolten. Op de natuurmeditatie volgt dus een verfstrijd. De vloer is bedekt, de schilderezels zitten helemaal onder, om nog maar te zwijgen over de besmeurde rode rubberen handschoenen of de plakkerige tubes.

Iedere tuinier weet dat de natuur sensueel en soms ongegeneerd erotisch is. Je hoeft je zintuigen er slechts voor open te stellen. De sensuele vormen van bloemen, bloemknoppen die op uitbarsten staan, het tere bloemblad van een pioen, klaproos of papaver, de tactiliteit van alles, dwarrelend stuifmeel, rondstrooiend zaad, kleverig hars dat uit een bast lekt, het in de aarde wroeten, alles wat daar kronkelt en krioelt, de uitzinnige kleuren, de bedwelmende parfums, grashalmen die deinen op de wind en bloesems die ‘sneeuwen’ na aanraking door de wind. In de natuur zingt een zinderende frivoliteit rond, een champagne-achtig sprankelend gevoel dat alles glans geeft en uitdrukking geeft aan de levenskracht. Die zintuiglijke beleving en bekoring alsook de erotische onderstroom van de natuur is Marc Mulders niet ontgaan. Die sensualiteit is in de verf en de toets gekropen, in de zinnelijke penseelstreek. De bloemschilderijen van Georgia O’Keeffe worden bekant tot vermoeiens toe geïnterpreteerd als vulva’s terwijl ze zelf volhield dat het gewoon bloemen zijn. De sensuele onderstroom van Marc Mulders doeken mag juist wel wat meer belicht worden. Om zijn schilderijen tot je te laten spreken hoeven geen intellectuele hordes genomen te worden maar slechts de gevoelskanalen opengeschoven.

Dansende kleuren en verfpirouettes

Zouden er naast bloemen ook olieverf door zijn aderen stromen? Van een olieverfdier als Marc Mulders die verf in- en uitademt, zou me dat niks verbazen. Zelfs het wifiwachtwoord is olieverf. Weken na het atelierbezoek zit er nog steeds verf aan mijn schoenen. De serie Nocturnes is in al zijn verleidelijke pasteusiteit (riant in de verf) een viering van olieverf. De kwast is soepel en snel over het doek gegleden, de kleuren vermengend die het op zijn pad tegenkomt, resulterend in een grijsgroene hoofdkleur die van veraf aanzienlijk donkerder, bijna zwart oogt. Er is nat in nat geschilderd, over erotiek gesproken, het geluid is bijna nog te horen. Eilandjes van verf in contrasterend blauw, oranje, felgeel of wit steken licht in hoogte uit en geven reliëf aan de compositie. Sommige kleuren hebben een gemarmerd effect doordat het penseel onderweg meerdere tinten opgepikt heeft of doordat de verf is vermengd met een gekleurde terpentine waardoor bijvoorbeeld een rode waas overovereind. In vloeiende bewegingen is alles met elkaar verbonden op deze schilderijen. een gele toets ligt. De groengrijze penseelstreek stroomt verder naar een volgend ornamentstukje, zoals hij die verfeilandjes noemt. Er schuilt een toverbal effect in de verf: het is iedere keer een verrassing welke tint opduikt uit de omringende, klotsende, grijsgroene golven.

De decoratieve lussen die alles aan elkaar breien zijn gemaakt met waaierpenselen waar het midden uit is geknipt. Ik krijg een Vincent-van-Gogh-Sterrennacht-gevoel bij het effect dat ze creëren. De vlakke met het paletmes weg geschraapte delen bieden kleine adempauzes in het doek. Al schilderend is een decoratief all-over patroon ontstaan van dansende kleuren en verfpirouettes. Er is geen onderwerp en achtergrond, of figure and ground, maar het is één groot verfoppervlak waarin alles dezelfde hiërarchie en waarde heeft. Noch is er een boven of onder, een links of rechts. Wat niet wegneemt dat wel degelijk zijn credo gevolgd wordt: “Een schilderij moet architectuur oftewel structuur hebben. Er moeten coulissen in een schilderij zitten, verborgen plekken en dwaalwegen.” Tevens hebben deze doeken een geweldige vloeibare kracht, dat ervaar ik ook bij de daglichtserie. Ook al is de verf al lang en breed opgedroogd, de sensatie van beweging en dynamiek blijft recht overeind. In vloeiende bewegingen is alles met elkaar verbonden op deze schilderijen. Alle fragmenten gaan, conform zijn kosmosvisie, ook picturaal op in één groot geheel.

De etherische Helen Frankenthaler wereld

Toch is zeker niet zijn hele productie pasteus. Een aantal bloemig abstracte schilderijen bewegen zich bijvoorbeeld naar de etherische Helen Frankenthaler wereld. In doeken als Walk me Out in the Morning Dew, Persian Garden en Garden Scene is de achtergrond opgebouwd uit dun aangebrachte grillige kleurvlakken. De pastellerige tinten zijn sterk met terpentine verdund, een spoor van ministroompjes, riviertjes en kringen in de verf achterlatend. Daar overheen is nu eens een staccato dan weer exuberante of zwierige toets gezet, als ware het bloembladstrooisel. Op een bepaald moment speurde deze voormalige materieschilder dat het tijd was voor minder aarde en meer licht. Waarbij licht is op te vatten in kleur, gewicht en spirit. En precies daar komt Helen Frankenthaler om de hoek kijken. In de jaren vijftig maakte deze schilder haar entree met haar unieke soak stain techniek, verwant aan het verven van textiel. Sterk met terpentine verdunde olieverf goot ze over het op de grond liggende schilderdoek. Deze methode staat garant voor een waterig, vloeibaar effect. De kleuren waren extra intens doordat Frankenthaler onbehandeld linnen gebruikte waar de verf zich volledig in opzoog, bovendien liet ze delen van het doek kaal. De verftoets is compleet afwezig, de verf is immers gegoten. Deze ijle, materie vervluchtigende werkwijze gebruikte Helen Frankenthaler om een nabeeld, daar heb je ’t weer, tevoorschijn tetoveren: “I had the landscape in my arms as I painted it. I had the landscape in my mind and shoulder and wrist.” Dat resoneert precies met Marc Mulders benadering.

Laisser-faire

De serie Hunt for Paradise en doeken als Dark Waters en The Four Horsemen lijken schilderkunstig weer een andere weg in te slaan. Hier wordt de strategie van de dissonant gevolgd. De achtergrond is opgebouwd uit organische vormen in pastelkleuren, als bloemenaura’s, en de voorgrond bestaat uit in zwarte en andere donkere tinten wild geschilderde pasteuze toetsen met uithalen en verfspatten. Ook zonder de aanleiding voor deze schilderijen te kennen, de storting van vervuilde grond op het beschermde landgoed waar Marc Mulders woont, is het contrast te ervaren tussen de lieflijke onderlaag en de dreigende bovenlaag. Het gevecht tussen licht en donker, goed en kwaad, leven en dood zijn eeuwenoude thema’s. In gedachten transformeren de zwarte vlekken in gestalten of zelfs, de katholieke achtergrond van Marc Mulders combinerend met de titel, in de vier ruiters van de apocalyps. Of, associërend op andere personificaties van het kwaad, in de Nazgûl uit Lord of the Rings en Darth Vader uit Star Wars.

Het is bijna slordig geschilderd, tegen het vieze aan. “Je mag, kan, moet wild schilderen, poetsen, vegen en bot schilderen maar uiteindelijk moet er een melodie ontstaan want de wereld is al slordig en lelijk.”, tekende ik eens uit zijn mond op. In deze doeken zeilt hijbijzonder scherp aan de wind en wordt het behoorlijk atonaal. Marc Mulders gaat met 63 jaar en veertig jaar schilderervaring een spannende fase in. Sommige kunstenaars maken op hogere leeftijd hun beste werk. In de kunstgeschiedenis zijn diverse voorbeelden te vinden van oudere schilders die op een punt in hun carrière / gezondheid komen waar een zekere laisser-faire zijn intrede doet. Dat van de 85-jarige David Hockney ziet er steeds vrijer, moeitelozer, pretentielozer, vrijer en fun uit. Zelfs klungelige resultaten zijn innemend. De oudere Rubens, Rembrandt en Titiaan schilderden met het klimmen der jaren steeds nonchalanter en zelfs abstracter. Dat geldt ook voor Monet die op latere leeftijdstaar kreeg en daardoor kleuren en texturen niet meer goed zag. Zijn beperkte zicht intensifieerde zijn obsessie met kleur. Juist in deze periode schilderde hij zijn beroemde waterlelies. Gelukkig schildert Marc Mulders nu al met zijn derde oog.

Schilderen als rituele handeling

Kenmerkend aan de schilderproductie van Marc Mulders is dat hij naast losse werken aan diverse langlopende series werkt. Sinds 2016 zijn er een stuk of vijfentwintig Nocturnes uit zijn handen gegleden, van de lichte bloemenweide schilderijen zo’n veertig sinds 2012 en van Hunt for Paradise zo’n twintig sinds 2020. Weliswaar werken diverse schilders in serie, alleen betreft het vaak kleinere aantallen werken die gedurende een kortere periode, zeg een seizoen of een jaar, gemaakt zijn. Zo niet Marc Mulders. Lange tijd associeerde ik series met stilstand, armoede aan ideeën of het uitmelken van een succesnummer, gefocust als ik ben op de modernistische dogma’s van originaliteit en vernieuwing. Tegen types zoals ik verdedigt Marc Mulders zich door de waarden van ambacht en traditie naar voren te schuiven en te wijzen op Monet die zo’n dertig versies van de kathedraal van Rouen alsook van de hooimijt schilderde of op Vincent van Gogh die van ieder doek drie versies maakte, een voor de koper, een voor zijn broer en een voor zichzelf. Dat verhaal kennen we nu wel. Een hele andere dwarsstraat zijn de Date Paintings (1966-2013) van On Kawara, schilderijen waarop enkel de datum van de dag waarop het is gemaakt, is geschilderd, wit op een egale zwarte, grijze, blauwe of rode achtergrond. In de loop van veertig jaar zou On Kawara er ruim drieduizend maken (Marc Mulders kan dus nog even door). Met ieder schilderij zei hij eigenlijk ‘ik leef’ en met ieder doek dat On Kawara maakte, groeide dit monument voor existentie. Dat element zit er bij Marc Mulders ook in. Echter, de ultieme reden van het seriematig werken moet volgens mij gezocht worden in de richting van het ritueel. Rituelen bestaan bij gratie van herhaling. Het schilderen van telkens hetzelfde motief en dat tot in de haarvaten te doorgronden en te beheersen maakt de weg vrij voor een rituele handeling. Het maken van ieder schilderij is een ritueel waarin de aandacht wordt gericht op het leven en dank wordt gezegd voor het bestaan. Tevens een ritueel dat, Marc Mulders kennende, het kwaad bezweert en liefde laat stromen.

Spirituele abstractie

Met enige bravoure roept Marc Mulders altijd dat hij in het idioom van het abstract impressionisme werkt. Deze inofficiële term is een knipoog en samentrekking van abstract expressionisme (grof gezegd de pure schilderkunst van de wilde kwaststreken waarin het om niets meer dan verf op doek draait) en impressionisme dat zich concentreert op het vangen van het kortstondige moment en het licht. Twee kunststromingen die in tijd, methode en opvatting ver verwijderd zijn. Alhoewel het werk van de oude Monet best voor abstract expressionisme kan doorgaan, maar goed. De term abstract impressionisme heeft Marc Mulders, ere wie ere toe komt, trouwens gepikt van Joan Mitchell. Hoe dit ook zij, Marc Mulders smeedt zijn eigen amalgaam. Het grote schildergebaar, de action painting, het all-over patroon, de prioriteit aan verf en kleur heeft hij overgenomen van hetabstract expressionisme en zijn motief (de natuur) en focus (het moment, het licht) van het impressionisme. Sinds enige tijd zijn er meer (jonge) schilders die voortborduren ophet impressionisme en het met hernieuwd elan de eenentwintigste eeuw binnen  trekken. De abstract bloemige schilderijen van de derde oog schilder waarin Marc Mulders is getransformeerd, betreden ook het domein van de spirituele abstractie. De verlichte natuur krijgt er immers ruim baan.

Het zal duidelijk zijn dat Marc Mulders een gelovig mens is. Zijn humanistische inborst is de kurk waar zijn oeuvre op drijft. Markant is dat zijn christelijke gedachtengoed steeds losser, vrijer of beter gezegd: meer omvattender is geworden. Het is geëvolueerd van een aardse naar een kosmische benadering. “Het geloof heeft voor mij ermee te maken dat er iemand geleefd heeft, dat kan ook een energie zijn, die een combinatie was van mensenals Martin Luther King, Gandhi en Nelson Mandela. Een en al goedheid kortom. En dat is een verhaal geworden. Dat is toch prachtig? Daar wil ik best wel bij mediteren. Dan bid ik, bidden is voor mij danken, dat ik dankbaar ben dat ik leef. Én dankbaar dat het mij gegeven is de kamers van de schepping op te pimpen met iets moois.”

Nanda Janssen